Sanghati - Monastiek Gewaad
Auteur : Peter Vredeveld
De traditie om monastieke gewaden te dragen, is gebruikelijk voor boeddhistische monniken en nonnen, en deze traditie kan teruggaan tot de tijd van Heer Boeddha zelf, bijna 2500 jaar geleden.
De traditie van het dragen van monastieke gewaden, bekend als Kasaya, is diepgeworteld in de praktijken van buddhistische monniken en nonnen en gaat terug tot de tijd van Heer Boeddha, bijna 2500 jaar geleden. Deze gewaden, vaak vernoemd naar de saffraankleur waarmee ze oorspronkelijk geverfd waren, symboliseren een leven van verzaking en toewijding aan het spirituele pad. Dit artikel gaat in op de historische oorsprong, betekenis en variaties van de Kasaya binnen verschillende boeddhistische tradities.
Oorsprong van het Monastieke Gewaad
De praktijk van monastieke gewaden gaat terug tot de levensduur van de Boeddha. Aanvankelijk versierden monniken zichzelf met gewaden gemaakt van weggegooide stof, wat de principes van eenvoud en loslaten belichaamde. In zowel het Sanskriet als het Pali worden deze gewaden 'civara' genoemd, wat aangeeft dat het gewaden zijn zonder aandacht voor kleur of stijl. Deze traditie benadrukt de kernwaarden van de boeddhistische weg van bescheidenheid en niet-hechten aan materiële bezittingen.
Gewaad tijdens de tijd van Boeddha
Historische boeddhistische kunst uit regio's zoals India en China toont vaak Heer Boeddha in rode gewaden, wat de spirituele en culturele betekenis van de Kasaya benadrukt. Naarmate de Sangha, of de boeddhistische monastieke gemeenschap, groeide, werden specifieke voorschriften met betrekking tot monastieke kleding vastgesteld. Deze richtlijnen, vastgelegd in de Vinaya-Pitaka van de Pali-Canon of Tripitaka, pleitten voor gewaden gemaakt van "zuivere stof", wat ongewenst of afgedankt materiaal aanduidt en nederigheid en eenvoud omarmt.
Driedelig Kasaya
In het Theravada-boeddhisme bestaat de Kasaya uit drie delen, gezamenlijk bekend als de "Drievoudige Pij" of "Tricivara." Dit ensemble, waarvan wordt aangenomen dat het onveranderd is gebleven sinds de tijd van Boeddha, omvat:
- Uttarasanga: De hoofdrobe die het lichaam bedekt en de rechterschouder vrij laat, als symbool van bereidheid om te werken.
- Antaravasaka: Het binnenste kledingstuk dat het onderlichaam bedekt.
- Sanghati: De buitenste mantel die extra warmte biedt of bij formele gelegenheden wordt gedragen.
Nonnen in de Sangha dragen een vijfdelige pij, die dezelfde drie delen bevat als de pijen van de monniken, plus twee extra kledingstukken: de Samkacchika, gedragen onder de Uttarasanga, en de Udakasatika, een baddoek.
Monastiek Gewaad in het Tibetaans Boeddhisme
Tibetaans Boeddhisme, volgens de Mulasarvastivada Vinaya, onderscheidt zich door rode gewaden. De kenmerkende kleding van Tibetaanse monniken en nonnen omvat verschillende gewaden, hoeden en mantels, elk met zijn eigen betekenis en gebruik. De belangrijkste kledingstukken zijn:
- Dhonka: Een omslagshirt met cape-mouwen, dat bescheidenheid symboliseert.
- Shemdap: Een kastanjebruine rok die het monastieke gelofte van celibaat vertegenwoordigt.
- Chogyu: Een ceremoniële mantel vergelijkbaar met de Sanghati, geel van kleur, dat wijsheid aanduidt.
- Zhen – vergelijkbaar met chogyu maar kastanjebruin en voor dagelijks gebruik.
- Namjar – groter dan chogyu en gemaakt met meer patches, voor formele ceremoniële gelegenheden.
Kasaya in het Chinese Boeddhisme
In Chinese Buddhism, Buddhist monks typically wore a red monastic robe. In some period of Chinese Buddhism, color of robes was considered as the medium to differentiate the monastics in China. The Kasaya is called Jiasha. But during the reign of Tang Dynasty, Chinese Buddhist monastics started a tradition to wear greyish-black robe and was referred as “ Ziyi ”.
De Symboliek en Betekenis van Kasaya
De Kasaya is niet slechts een kledingstuk, maar een diep symbool van het boeddhistische monastieke leven. Het vertegenwoordigt het engagement van de drager om de leer van de Boeddha te volgen, een leven van eenvoud te leiden en meditatie en mindfulness te beoefenen. De kleur en stijl van de gewaden dienen als constante herinnering aan de geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid die monniken en nonnen op zich nemen bij hun intrede in de Sangha.
Hedendaagse Praktijken
Vandaag de dag zet de traditie van het dragen van de Kasaya zich voort in boeddhistische gemeenschappen wereldwijd, hoewel stijlen en kleuren kunnen variëren afhankelijk van verschillende scholen en culturele contexten. Deze gewaden blijven een krachtig symbool van eenheid, discipline en toewijding aan de spirituele reis, en overstijgen geografische en sektarische grenzen. De blijvende praktijk van het dragen van monastieke gewaden, of Kasaya, weerspiegelt de kernwaarden en leerstellingen van het boeddhisme. Terwijl het boeddhisme zich aanpast aan de moderne wereld, symboliseert de Kasaya de tijdloze zoektocht naar verlichting en bevrijding. Het begrijpen van de geschiedenis, symboliek en variaties van boeddhistische monastieke gewaden biedt inzichten in het rijke tapijt van de boeddhistische traditie en praktijk. Het benadrukt de nadruk op bescheidenheid, verzaking en de universele zoektocht naar spiritueel ontwaken in deze religie.
Deel deze pagina