Verdwijning van het Boeddhisme in India
Auteur : Peter Vredeveld
In het begin van de 12e eeuw begon het boeddhisme te verdwijnen en vervaagde het uit het gezicht van India.
Heer Boeddha, een transformerende figuur in de annalen van wereldreligies, bereikte de Verlichting onder de Bodhiboom in Bodh Gaya, India. Dit monumentale moment markeerde het begin van het boeddhisme, een religie en filosofie die diepgaande invloed had op het culturele en spirituele landschap van Azië. Vanuit de rustige landen van Nepal tot de gevarieerde terreinen van India straalden de leerstellingen van Heer Boeddha uit, en plantten ze de zaden van het boeddhisme in de harten en geesten van ontelbare individuen.
Het boeddhisme, oorspronkelijk geworteld in het Indiase subcontinent, verspreidde zijn takken ver en breed, nestelde zich diep in de culturen van Aziatische landen zoals Birma, Tibet, China en Japan. In de derde eeuw v.Chr. zag het een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van het boeddhisme toen de Mauryan Keizer Ashoka, een fervent begunstiger van het boeddhisme, het tot staatsreligie van India verklaarde. Onder zijn heerschappij bloeide het boeddhisme, verspreidde zich over zijn uitgestrekte rijk en verder. Keizer Ashoka's toewijding aan boeddhistische principes en zijn inspanningen om het Dharma (boeddhistische leer) te verspreiden, speelden een cruciale rol in de wijdverbreide acceptatie van het boeddhisme.
De reis van het boeddhisme was echter niet zonder uitdagingen. Na de neergang van het Maurya-rijk zagen we een verschuiving in religieuze dynamiek. De opkomst van de Shunga-dynastie markeerde een periode van religieuze overgang, met een hernieuwde nadruk op het Brahmanisme. In deze periode beleefde men een opleving van Vedische tradities en rituelen, die sterk in contrast stonden met de boeddhistische leerstellingen. Ondanks deze uitdagingen behield het boeddhisme een belangrijke plaats in het religieuze tapijt van India, totdat nieuwe dynastieën en buitenlandse invasies hun intrede deden.
Het afnemen van het boeddhisme in India is onderwerp van uitgebreid wetenschappelijk debat. Talloze theorieën zijn naar voren gebracht om dit fenomeen te verklaren, waarbij elk verschillende facetten van de geschiedenis onderzoekt. Het geleidelijke verdwijnen van het boeddhisme in India, vooral duidelijk tegen het einde van de 12e eeuw, wordt vaak toegeschreven aan een samenspel van sociaal-politieke en religieuze factoren. Een van de meest significante gebeurtenissen die hebben bijgedragen aan deze afname was de plundering van het Nalanda-klooster in 1197, een belangrijk centrum van boeddhistisch leren en wetenschap.
Interne factoren die de afname beïnvloeden
Een van de belangrijke interne factoren die bijdroegen aan de achteruitgang van het boeddhisme in India was de opkomst van nieuwe religieuze bewegingen en de opleving van het hindoeïsme. De hindoeïstische renaissance, gekenmerkt door de synthese van verschillende culturele en religieuze elementen, overschaduwde geleidelijk het boeddhisme. De evolutie van de hindoeïstische filosofie en religieuze praktijken, die enkele aspecten van het boeddhisme opnamen, maakte het minder onderscheidend als een aparte religie. Deze assimilatie in het meer prominente hindoeïstische geheel en de behoefte aan een centrale religieuze autoriteit in het boeddhisme droegen bij aan de afnemende invloed ervan.
Externe factoren die de afname beïnvloeden
Extern, de invasie van de Witte Hunnen in de 5e eeuw, ook bekend als De Hepthalieten, had aanzienlijke invloed op de boeddhistische regio's van Bactrië en Gandhara. Deze invasies leidden tot wijdverbreide vernietiging en achteruitgang van boeddhistische instellingen in deze gebieden. Bovendien brachten de mosliminvasies van de 12e eeuw ingrijpende veranderingen teweeg in het religieuze landschap van India. De verbranding van boeddhistische kloosters en bibliotheken, waaronder de beroemde Nalanda Universiteit, en de vernietiging van boeddhistische kunstwerken en stoepa's verminderden aanzienlijk de aanwezigheid van het boeddhisme in India.
De opleving van het boeddhisme in het moderne India
In de 20e eeuw kende het boeddhisme een opleving in India, gekatalyseerd door figuren zoals Anagarika Dharmapala en de komst van de 14e Dalai Lama uit Tibet. De Maha Bodhi Society, opgericht door Anagarika Dharmapala, speelde een belangrijke rol bij het doen herleven van het boeddhisme in zijn land van oorsprong. Na het verbanning van de 14e Dalai Lama droegen ook de oprichting van Tibetaanse boeddhistische gemeenschappen in India bij aan de hernieuwde interesse in boeddhistische leerstellingen. Tegenwoordig wordt het boeddhisme beoefend door een aanzienlijke minderheid in India, waarmee het zijn tijdloze erfenis in het land van zijn oorsprong voortzet.
Deel deze pagina